- 23 mei 2018
- Posted by: Mirjam Knoll
- Categorie: Blog
Op dinsdag is het druk bij de rechtbank, het lijkt dan net een marktplaats, waar advocaten in wapperende toga’s met armen vol dossiers, gedecideerd, ingehouden stem en gebogen hoofd, de laatste berichten uitwisselen met de cliënten. Het contrast is groot. Nergens is een uniform zo zwart, groot, donker, alles verhullend en wapperend. Als vleermuizen bewegen ze zich door de gangen. De dames op hakken, de heren op sneakers. Alsof ze een marathon voor de boeg hebben.
In de wachtruimte bij de zalen zindert het van spanning, verwachting, en naderhand van opluchting en berusting en soms van teleurstelling. Na een melding bij de portier, de bode en het detectiepoortje lopen we de gonzende menigte in. Vantevoren probeer ik mijn cliënten goed voor te bereiden op de zitting en het gesprek. Een zit tegenover de kantonrechter in toga op een podium is altijd indrukwekkend. Een zwijgende griffie-medewerker knikt slechts. Bij het verzoek is een uitgebreide toelichting gegeven op de gemoedstoestand gevoegd. Soms met CIZ-indicatie, soms met schuldenlijsten en vaak met beweegredenen van de hulp- en zorgverleners. In amper tien minuten wordt het bewindsverzoek beoordeeld. Een kennismaking, een constatering, een toelichting en een handtekening. Meer is het niet. De cliënt is meestal dan ook aangenaam verrast en opgelucht. Alsof er weer een horde is genomen in de lange weg naar financiële rust.
Van aanvraag, het verzoek, de zitting, tot de beschikking, het duurt alles bij elkaar drie maanden.